Een
raam dat op een regelmatige manier met
roeden in een aantal ruiten of ruitjes is verdeeld heeft een
roedenverdeling.
Vooral bij
bovenlichten
zien we vaak een patroon dat niet adequaat te omschrijven is als 'zoveel ruiten in de hoogte en zoveel in de breedte'.
Dat kan zijn doordat één wat grotere ruit omgeven is door smalle ruiten eromheen.
Margeroeden
scheiden dan stroken af die samen een
randmarge
vormen. Wanneer die marge rondom doorloopt, dan moet die vier keer op de een of andere manier de hoek omgaan.
Meestal
kruisen de margeroeden
elkaar daar, en dat levert vier kleine hoekruitjes op.
Regelmatig komt een variant voor met minder ruiten:
de roeden rond de hoofdruit zijn met kleine diagonale roeden met de hoeken
van het raam verbonden. In die hoek van zo'n 45° herkennen we
het
verstek, waarmee de delen van de
lijst van een schilderij
elkaar ontmoeten.
De hoekruitjes zijn hierdoor vervallen.
Deze oplossing is minder sterk; wanneer we dichterbij kijken
blijkt het soms dan ook om een
(giet)ijzeren raam
te gaan.
Omdat de indeling niet regelmatig is, noemen we dit een
roedenpatroon".
Tekst: Jean Penders (11-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders